Zelfs corona is geen excuus voor ongrondwettigheid

Onze grondwet is erg veeleisend als het de wijziging ervan betreft. Niet alleen is daar een bijzondere meerderheid voor nodig, wijzigingen kunnen ook niet doorgevoerd worden in één legislatuur. De grondwetgever van 1831 stipuleerde in al zijn wijsheid dat dit politiek-maatschappelijke fundament té belangrijk is om het aan de loutere grillen van een toevallig zittende meerderheid toe te vertrouwen.

De Belgische grondwet is zeker geen vodje papier, om het met wijlen Leo Tindemans te zeggen. Bovendien - en dat is minder goed bekend - is onze grondwet de enige ter wereld die uitdrukkelijk stelt dat ze niet opgeheven kan worden, nooit en om geen enkele reden.

Er is volgens onze grondwet in vredestijd geen enkele omstandigheid waarin de rechten en de vrijheden van de burgers volledig kunnen worden opgeheven.

Letterlijk staat er: 'De grondwet kan noch geheel, noch ten dele worden geschorst.' Dat artikel 187 is een unicum in de wereld. Dat heeft consequenties. Er is volgens onze grondwet in vredestijd geen enkele omstandigheid waarin de rechten en de vrijheden van de burgers volledig kunnen worden opgeheven, ook niet in tijden van ernstige crisis. Marc Verdussen en anderen wijzen in 'La Constitution belge - Lignes & entrelignes '(2004), hun standaardwerk over de grondwet, daarop.

Dat betekent dat de noodtoestand, die bijvoorbeeld in Frankrijk of Nederland wel wettig kan worden uitgeroepen, in België constitutioneel onmogelijk is. Een noodtoestand is per definitie een toestand waarin een aantal burgerlijke rechten en vrijheden wegens een crisissituatie worden tenietgedaan. In tijden van terreur worden de politiebevoegdheden sterk uitgebreid en de rechten van de verdediging ingeperkt. Dat gebeurde in de VS na 9/11 en in Frankrijk na de aanslagen van 2015. Iets wat sommigen ook hier wensten, maar er gelukkig nooit gekomen is.

Natuurlijk bestaat daar juridische onenigheid over. Welke maatregelen zijn in vergelijkbare omstandigheden proportioneel? De onmogelijkheid (delen van) de grondwet op te heffen betekent dat de eisen die terzake gesteld worden aan de Belgische wetgever, ook in crisistijd, veel strenger zijn dan in andere democratische landen.

Avondklok

Laten we met die wetenschap de nieuwe coronamaatregelen van de regering-De Croo onder de loep nemen, vooral de ‘avondklok’ waarrond zoveel te doen is. Het argument pro is dat ook in België de burgerlijke rechten en vrijheden niet absoluut zijn. Dat klopt. De wetgever kan in sommige omstandigheden afbreuk doen aan de onbeperkte geldingskracht van bepaalde rechten, zolang die binnen de perken blijft. Dat is de beruchte ‘proportionaliteitstoets’. Die geeft de wetgever een zekere speelruimte in tijden van crisis, zoals bijvoorbeeld voorzien in de Wet op de Civiele Veiligheid (het Rampenplan).

Maar niet alleen blijkt de beperktheid van die speelruimte uit de hiërarchie der betrokken rechtsnormen (voor het Rampenplan via een Ministerieel Besluit, een laag niveau). De grens die eraan gesteld wordt, is ook absoluut. Rechten kunnen op basis van grondwetsartikel 187 nooit volledig ongedaan worden gemaakt, omdat iets dat volledig wordt opgeheven niet meer in verhouding (proportie) tot iets anders kan staan. Er is dan geen redelijkheidstoets meer mogelijk.

Daarom schendt een avondklok wel en een samenscholingsverbod niet de grondwettelijk geëiste proportionaliteit. Waar een samenscholingsverbod het gebruik van de publieke ruimte op verifieerbare gronden beperkt, verbiedt een avondklok het gebruik van de publieke ruimte in haar geheel. Het is het verschil tussen vrijheidsbeperking en vrijheidsberoving.

Eigenlijk komt de avondklok neer op een preventief huisarrest, zonder dat enig misdrijf werd gepleegd. Dergelijke preventieve maatregelen zijn in strijd met de grondwet (artikel 24). Het doel is blijkbaar de handhaving te vereenvoudigen, maar dan tegen een onaanvaardbaar hoge prijs. Men geeft een vrijbrief aan de politie, die volledig op eigen gezag een burger kan aanhouden louter en alleen omdat hij zich op een bepaald uur in de openbare ruimte bevindt.

De conclusie kan niet anders luiden dan dat de regering met het afkondigen van de avondklok alle grondwettelijke beperkingen ver te buiten gaat.

Dat impliceert een aanfluiting van nog een ander cruciaal grondwettelijk principe: het legaliteitsbeginsel (artikel 14). De conclusie kan niet anders luiden dan dat de regering met het afkondigen van de avondklok alle grondwettelijke beperkingen ver te buiten gaat.

De Belgische grondwet is een sterke grondwet die een rotsvast vertrouwen uitspreekt in het feit dat onze democratische rechtsorde elke crisis aankan zonder haar on hold te zetten. De schade aan onze rechtsstaat van een verregaand precedent als de avondklok is niet te overzien.

Om met een actuele analogie te eindigen: misschien is de avondklok in België het ‘tipping point’ van een negatieve evolutie. Eens er voorbij, glijden we snel naar omlaag, de rechtsstatelijke afgrond in. Wie wil daarvoor de historische verantwoordelijkheid dragen?

Karin Verelst

Lid van de denktank Eleni. Filosoof, onderzoeker aan het Centrum Leo Apostel van de Vrije Universiteit Brussel en docent aan de Erasmushogeschool. Ze volgt al jaren van nabij de politiek-filosofische discussies over grondrechten op.

Verschenen in de Tijd op 20/10/2020