In het debat over de kernuitstap is er geen logische of enige keuze

In het debat over de kernuitstap overheerst profileringsdrang. Afhankelijk van het punt dat gemaakt dient te worden, wordt selectief met informatie gezwaaid.

Het debat over de kernuitstap is gepolitiseerd in een klassiek links-rechtsverhaal, waarbij iedereen een mening klaar heeft. Zoals vaker sneuvelen feiten en nuance. Het energiedebat heeft een grote handicap: het is zeer technisch. In de vertaling naar verteerbare informatie gaat de nuance verloren.

Misschien is het nuttig enkele stappen achteruit te zetten, het bredere plaatje te bekijken en de tijd te nemen de techniciteit te doorgronden.

Het debat gaat over de levensduurverlenging van twee van de zeven Belgische kernreactoren, goed voor 2 GW van in totaal 6 GW nucleaire productiecapaciteit. Met een bijkomende 10 tot 20 jaar kunnen die twee reactoren een niet onaardige en koolstofarme bijdrage van 15 procent van de Belgische stroomproductie leveren. Aan de andere kant is dat met een gemiddelde CO2-besparing van ruim 2,5 Mton per jaar - ongeveer 4 procent van de totale Belgische uitstoot - zeker geen gamechanger.

Zit het rapport van de denktank Ember, waarin staat dat onze elektriciteitsproductie in 2030 bij de meest vervuilende in Europa zal behoren, er dan naast? Nuance is nodig. De denktank baseert zich op de Nationale Energie en Klimaat Plannen (NEKP), waarin elke Europese lidstaat zijn beleid voor 2030 beschrijft.

Iets vreemds

Met het Belgische NEKP is echter iets vreemds aan de hand. Dat het ondermaatse ambities naar de uitbouw van hernieuwbare energie bevat is bekend. Maar het beschrijft ook een zeer forse toename van het aandeel gascentrales. Er zouden tien grote gascentrales gebouwd worden - meer dan nodig om de kernuitstap op te vangen. Uit de studie van Energyville blijkt dat de helft volstaat om de kernuitstap op te vangen. Volgens de energieregulator CREG kan het met minder. Als we Energyville volgen, behouden we tot 2030 onze huidige positie in de Europese middenmoot voor uitstoot door elektriciteitsproductie. Zelfs met een kernuitstap. Het grotere plaatje is genuanceerd. Uit de studie van Energyville blijkt dat er geen reden is om de kerncentrales te sluiten, maar ook geen reden om ze langer open te houden.

Een ander onderbelicht punt is dat aan de levensduurverlenging van onze twee jongste reactoren een prijskaartje van 800 miljoen euro hangt. Onder de huidige marktomstandigheden is het twijfelachtig dat de nucleaire uitbater die investering terugwint. De markt vraagt flexibiliteit van de conventionele energieproducenten, iets waar kerncentrales niet in uitblinken.

Een voorwaarde voor levensduurverlenging zou een mechanisme van overheidsondersteuning zijn, zoals bij de vorige verlenging van de kernuitstap. Dat is een aanleiding voor opportuniteitskosten. Elke euro voor nucleaire ondersteuning kan elders geïnvesteerd worden. In hernieuwbare energie, het energiezuiniger maken van ons gebouwenpatrimonium, het elektrificeren van ons wagenpark. Maatregelen die dezelfde impact als de verlenging van de kernuitstap kunnen hebben.

In dit debat ontbreekt het aan volledige informatie, gekoppeld aan onduidelijkheid over de toekomst. Dat leidt tot een asymmetrische argumentatie en een vals absolutisme. Het debat wordt overheerst door profileringsdrang. Afhankelijk van het punt dat gemaakt dient te worden, wordt selectief met informatie gezwaaid.

Luider roepen

Het grotere plaatje is genuanceerder. Uit de studie van Energyville blijkt dat er geen reden is om de kerncentrales te sluiten, maar ook geen reden om ze langer open te houden. Er is in deze discussie geen logische of enige keuze. Pretenderen dat die er wel is, getuigt in het beste geval van gebrek aan inzicht en in het slechtste geval van ideologische motieven.

Het is spijtig dat energie-experts in dit debat te weinig naar voren komen om die nuance te brengen. Omdat anderen veel luider roepen en omdat ze zelf niet meer gemotiveerd zijn. Tien jaar lang steeds dezelfde argumenten moeten weerleggen, is heel vermoeiend. Er steeds op te moeten wijzen dat er geen absolute waarheden zijn, dat elke keuze gevolgen heeft, maar ook opportuniteiten biedt. Je zou van minder een kernafsmelting krijgen.

Verschenen in De Tijd op 25/11/2020

Joannes Laveyn