Beginselverklaring

Over Vrijheid, Verantwoordelijkheid en Identiteit

De Verlichting heeft ertoe bijgedragen dat er een bepaalde tolerantie is ontstaan tussen uiteenlopende ideologische en levensbeschouwelijke overtuigingen. Het liberalisme dat zijn oorsprong vond in de Verlichting zorgde ervoor dat individuen in toenemende mate de kans konden grijpen om zich individueel te ontplooien, zonder daarbij beperkt te worden door de macht van aloude instituten zoals de Kerk of de adel. Het mensbeeld dat we voorstaan bouwt voort op deze essentiële waarden van de Verlichting, waarbij vrijheid van denken, het aanwenden van de rede en het verwerpen van dogmatisch autoriteitsgeloof centraal staan. We staan dan ook een liberale democratie voor, waarbij verkiezingen als dusdanig niet volstaan; mensen bezitten immers fundamentele rechten zoals de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vrijheid van geloofsovertuiging die moeten beschermd worden door fundamentele rechtsregels die niet kunnen gewijzigd worden door toevallige coalities. Naast het politieke liberalisme staan we eveneens een economisch liberalisme voor, waarbij we niet een blind geloof hechten aan de superioriteit van de markten, maar wel stellen dat de bewijslast voor overheidsinterventie ligt bij degenen die de overheidsinterventie wensen. Hieruit volgt het elementaire principe dat men bij elk voorstel van overheidsinterventie zich de vraag dient te stellen of de doelstelling niet kan bereikt worden met alternatieve instrumenten die efficiënter zijn en minder een inbreuk vormen op de individuele vrijheden. Dit is een essentieel principe dat verder in deze verklaring uitgebreid aan bod zal komen.

We stellen echter vast dat het latere neoliberalisme aanzienlijke problemen heeft gecreëerd. Als gevolg van het neoliberalisme en de excessieve focus op individualisme die hiermee gepaard ging staat de samenleving van de 21e eeuw onder grote druk. Daarnaast stellen we vast dat het ongebreidelde vrijheidsdenken nieuwe demonen heeft gecreëerd die de democratische grondbeginselen waarvoor vorige generaties zo strijd hebben geleverd systematisch aan het ondermijnen zijn.

De globalisering die zich afgelopen decennia heeft voltrokken onder impuls van technologische doorbraken veroorzaakte substantiële veranderingen in de demografische samenstelling van de bevolking: deze werd ouder en meer divers. De vruchten van de globalisering en de technologische vooruitgang blijken in realiteit echter niet evenredig verdeeld te zijn. Het gevolg hiervan is dat er een meer en meer een tweedeling is gaan ontstaan binnen de maatschappij, waarbij bepaalde groepen de veranderingen sneller hebben omarmd en hiermee een substantieel voordeel hebben kunnen realiseren terwijl andere, vaak lager opgeleide groepen zich verzetten tegen deze trends doordat ze onvoldoende toegang hebben verkregen tot deze voordelen of zelfs nadelen ondervinden. De kloof tussen de zogenaamde ‘haves’ en ‘have-nots’ is op die manier toegenomen tot op het punt dat ze begon te resulteren in eerst latente, nadien meer uitgesproken spanningen. Doordat de maatschappij binnen een historisch ongeziene korte tijdspanne dermate sterk is geëvolueerd naar een geglobaliseerde kennismaatschappij, gekenmerkt door complexe problemen zoals klimaatproblematiek, het wegvallen van landsgrenzen en de overdracht van soevereiniteit aan supranationale organisaties, voelen meer en meer individuen zich vervreemd.

De verhoopte technologische ontwikkelingen lijken bovendien in de realiteit niet louter voordelen met zich te hebben meegebracht maar veroorzaakten op hun beurt vaak nieuwe, veel complexere problemen. De energiebehoefte is afgelopen decennia in de meeste landen bijvoorbeeld exponentieel toegenomen door de substantiële welvaartsgroei, gevoed door het consumentisme. De gevolgen hiervan zijn legio. De uitstoot van broeikasgassen leidde tot een ongeziene klimaatcrisis waarvan de complexiteit dermate sterk is dat geen enkel land ter wereld in staat is om deze problemen nog zelfstandig het hoofd te bieden. Echter, een mondiaal gecoördineerde aanpak waarbij landen in verdere mate een gedeelte van hun soevereiniteit afstaan om het collectieve belang te vrijwaren, lijkt momenteel zeer moeilijk haalbaar, eerder integendeel zoals ook tijdens de Covid 19 crisis pijnlijk duidelijk werd.

Onze stelling is dat het doorgeschoten individualisme een mengsel heeft gecreëerd waarbij individuen hun collectieve verantwoordlijkheden te eenvoudig hebben kunnen negeren. Zo hebben de burger, bedrijven en de overheden het gelag betaald voor het falen van de financiële sector en het uitblijven van daadkrachtige politieke beslissingen. De gevolgen spreken voor zich. Het vertrouwen in beleidsmakers via een democratisch proces neemt af. Dit holt uiteindelijk de democratie van binnen uit: populisme en autocratieën nemen gradueel toe, daarbij vaak gelegitimeerd door een democratisch proces waarbij een totaal verval van de democratie dreigt op lange termijn.

Het individu zelf draagt echter een gedeelde verantwoordelijkheid. Hij steunt immers politieke keuzes die vaak gebaseerd zijn op foutieve informatie of maakt economische keuzes waarbij louter de prijszetting doorslaggevend is, in plaats van bewust te consumeren. De gevolgen hiervan laten zich voelen en resulteren herhaaldelijk in cascade-effecten. Zo verdwijnt de handel in dorpscentra bijvoorbeeld substantieel door de toename van baanwinkels waardoor de leegstand en onveiligheid binnen de dorpscentra toenemen en het sociaal weefsel hier onder druk komt te staan. Op een hoger niveau stijgt de invloed van autocratische regimes door het oneerlijk concurrentieel voordeel dat zij bekomen doordat in deze regio’s mensenrechten, vakbonden en milieuwetgeving vaak compleet ondergeschikt zijn. Echter, terzelfder tijd zijn het vaak onze westerse bedrijven die er jaren geleden voor hebben geopteerd om de productie aan lageloonlanden uit te besteden om zo de aandeelhouderswaarde te blijven opkrikken.

We zijn steeds meer gaan leven in een wereld die zeer moeilijk te voorspellen is, waarin veel individuen zich vervreemd voelen van hun collectieve en individuele vrijheden en waarin men niet langer de waarde van deze vrijheden correct inschat. Het is daarom raadzaam om opnieuw meer verantwoordelijkheden te koppelen aan onze - niet vanzelfsprekende vrijheden - waarin mensen bewust zijn van de consequenties van hun beslissingen op hun medemens en de effecten ervan op de maatschappij en de planeet in ruime zin. Dit betekent in de eerste plaats dat mensen correcter moeten worden geïnformeerd over de consequenties van hun keuzes (sensibilisering). Daarnaast is het essentieel dat er een coherent beleid wordt nagestreefd waarin duidelijke, moedige keuzes worden gemaakt waarbij door middel van fiscaal-economische stimuli mensen in de richting worden geduwd van duurzame oplossingen, zonder daarbij een moraliserend (en uiteindelijk ook polariserend) discours te volgen.

Vrijheid kan dus in feite niet zonder een structurele vorm van verantwoordelijkheid waarbij het collectieve belang wordt gerespecteerd. Een ongebreideld individualisme ondermijnt de sociale cohesie, waarbij we vaststellen dat veel individuen zich comfortabel trachten weg te verbergen achter disculpaties, als was alles wat misloopt het gevolg van alleen maar anderen. 

Dit betekent dat de mens zijn vrijheden niet langer bekijkt als een verworven recht maar beseft dat het behoud van deze rechten een continue opdracht is. Dit kan alleen maar wanneer de mens eerst naar zichzelf kijkt. Zelfrectie en zelfverantwoordelijkheid zijn hierin een essentieel onderdeel. Zelfs al zou de politieke kaste falen, dat zou een individu niet mogen ontslagen van de verantwoordelijkheid om zelf beslissingen te nemen voor het behoud van het maatschappelijke welzijn. Het is vanuit datzelfde besef dat we stellen dat een individu dat over voldoende middelen en capaciteiten beschikt om een menswaardig bestaan te leiden, zich niet geheel afhankelijk zou mogen maken van tussenkomsten vanwege de overheid in de vorm van sociale uitkeringen. De overheid dient er dus vooral structureel te zijn voor mensen die noden hebben die niet kunnen worden ingevuld door een andere partij. Voor individuen die zich niet in dergelijke situaties begeven strekt zij slechts tot een tijdelijk vangnet.

We aanvaarden dat elke mens zijn eigen zingeving bepaalt. Dat een individu hierin een maximale vrijheid heeft, betekent echter geenszins dat het leven zinloos en relativistisch zou zijn, integendeel, de collectieve verworven vrijheden op dit vlak verzoeken een individu om het moreel juiste op te zoeken en hier consequent naar te handelen. We staan een agnostisch existentialisme voor waarbij iedereen zijn eigen leven zin geeft door op een verantwoordelijke manier met deze vrijheden om te gaan. Het feit dat zingeving een zuiver individuele beleving is, impliceert eveneens dat hier verder geen rechten kunnen worden uit geput, naast de rechten die reeds historisch zijn opgebouwd op dit vlak. Elke vorm van zingeving is immers gelijkwaardig.

Langs de ene kant zien we mensbeelden die pleiten voor een homogene samenleving waar er geen plaats is voor diversiteit en die uiteindelijk de creativiteit, de veerkracht en het ondernemerschap binnen een samenleving zullen reduceren doordat deze aspecten vaak het logische gevolg zijn van diversiteit en onderlinge complementariteit. Bovendien is een identiteitsbeleving dat gericht is op (korte termijn) assimilatie niet effectief. Langs de andere kant zetten we ons af tegen een volledig seculiere samenleving waarbij alle mogelijke spirituele en religieuze symbolen volledig buiten de publieke sfeer worden gehouden. Dit beleid leidt uiteindelijk tot meer polarisatie omdat het de neiging heeft om aanwezige identiteitsverschillen – paradoxaal genoeg – nog te versterken doordat een volledige secularisatie als onderdrukkend geïnterpreteerd kan worden. Bovendien impliceert dergelijke secularisatie een steriele samenleving waarin velen zich op de duur niet langer thuis voelen, hetgeen de sociale cohesie verder verzwakt. We pleiten daarom voor een actief pluralisme waarbij diversiteit wordt omarmd, doch, in die mate dat ze de vrijheden van andere groepen niet in de weg staat. Wanneer dit het geval is, is het gerechtvaardigd om in te grijpen. Uiteraard is dit een keuze voor de moeilijke weg want diversiteit impliceert een dynamisch evenwicht. Echter, het is onze overtuiging dat een samenleving die sterk is, in staat is om de positieve aspecten van diversiteit te benutten zodat ze deze uitdagingen als geheel kan overstijgen. Dit is geen naïeve keuze: van elk individu wordt een concrete bijdrage aan de samenleving verwacht door één van de landstalen te spreken en door eerst sociale rechten op te bouwen alvorens de mogelijkheid te verkrijgen om op deze rechten beroep te kunnen doen. In deze samenleving is geen plaats voor individuen die deze waarden willen ondermijnen. Deze moeten worden bestreden via het woord, de juridische weg of via de afname van de nationaliteit zo dit mogelijk is.

We geloven niet in gelijkheid tussen individuen maar wel in hun absolute gelijkwaardigheid en onderlinge complementariteit. Een absoluut gelijkheidsstreven is nefast voor de maatschappij en draagt opnieuw bij tot het vergroten van de maatschappelijke polarisatie. Ieder individu heeft immers zijn eigen persoonlijkheid, achtergrond en capaciteiten. Een bepaalde mate van ongelijkheid is wenselijk omdat dit sociale mobiliteit mogelijk maakt waarbij mensen de motieven hebben om hun capaciteiten te verbreden en maximaal aan te wenden. Er moet echter over gewaakt worden dat deze mate van ongelijkheid functioneel is. Wanneer deze ongelijkheid onvoldoende evenredig is aan iemand zijn inspanningen, impliceert dit een zeker risico. Daarom is het belangrijk om een overheidsbeleid voor te staan dat niet noodzakelijk omvangrijk is, dan wel voldoende slagkrachtig is en er niet voor terugdeinst om corrigerend op te treden zo er sprake is van oneerlijke concurrentie en andere potentiële vormen van machtsmisbruik.

De grootste verantwoordelijkheid echter ligt bij diegenen die de maatschappij effectief vormgeven, met name beleidsmakers. Als deze falen, is het niet onlogisch dat dit resulteert in apolitiek en populisme in het hart van de democratie, die structurele oplossingen in de weg staan. Daarom is het essentieel dat beleidsmakers een voorbeeldfunctie vervullen. Ze mogen geenszins verworden tot beroepspolitici van wie hun hele politieke loopbaan afhankelijk is van belastinggeld. Daarom dat politieke vernieuwing essentieel is, doch, zonder daarom mee te gaan in populistische ideeën. Kabinetten dienen systematisch te worden afgebouwd zodat de administratie haar beleidsuitvoerende rol ten volle kan uitspelen. Raden van bestuur van overheidsbedrijven dienen zo weinig mogelijk te worden gepolitiseerd. Topambtenaren dienen niet te worden gerekruteerd uit voormalige kabinetten op basis van politieke kleur maar uitsluitend op basis van hun competenties. De klassiek links-rechtse indeling van het politieke spectrum is voorbij gestreefd en draagt enkel maar bij tot een vergrootte fragmentatie. Ideologie heeft bovendien de neiging om feiten en mogelijke oplossingen te verkleuren. In bepaalde gevallen waarbij beleidsmakers niet tot een consensus kunnen komen, moet het mogelijk zijn om een tijdelijke technocratie te vormen die weliswaar onder strikte democratische controle staat, 

Samenvattend zijn vrijheid, verantwoordelijkheid en identiteit onlosmakelijk met elkaar verbonden. Vrijheid is pas functioneel en duurzaam indien hier niet ongebreideld mee wordt omgesprongen. Indien dit het geval is en de maatschappelijke kosten te groot zijn, is het gerechtvaardigd om deze vrijheid te supprimeren. Deze balans tussen vrijheid en verantwoordelijkheid bepaalt tenslotte de identiteit op zowel het individuele als maatschappelijke niveau. Dit is wat ons als maatschappij onderscheidt van autoritaire regimes, façade democratieën en samenlevingen waarbij de sociale afbraak dermate sterk is dat er geen sprake meer is van onderlinge solidariteit.

Hoe dan ook, het maakt de West-Europese samenleving uniek en we mogen niet naïef zijn te denken dat dit model universeel is. Meer nog, er is een globale trend naar een eerder omgekeerde beweging, zelfs binnen Europa zelf. Daarom dat EU-lidstaten die deze principes met de voeten treden sterker dienen te worden aangepakt door bijvoorbeeld hun stemrechten tijdelijk op te schorten. Daarnaast impliceert dit dat we de verantwoordelijkheid hebben om onze samenleving te beschermen en meer weerbaar te maken tegenover deze tendensen. Dit dient te worden gerealiseerd door een doordachte diplomatie (weak leg), gewaarborgd door een sterke defensiemacht (strong leg), een beperkte maar slagkrachtige overheid en een economisch beleid dat expliciet gericht is op duurzame groei in plaats van een hol consumentisme.